Kan TcB de bepaling van TSB vervangen tijdens en na fototherapie?
Bepaal bij kinderen die fototherapie krijgen het bilirubinegehalte in het serum en vertrouw niet op de transcutane meting.
Bepaal bij kinderen die fototherapie gekregen hebben het bilirubinegehalte in het serum en vertrouw in de eerste 24 uur na het staken van fototherapie niet op de transcutane meting.
Hanteer een uniforme prikgrens voor alle TcB metingen (tot 340 µmol/L)
- Verricht een TSB als de uitkomst van (TcB + 50 µmol/L) boven de passende interventiegrens ligt.
- Een TcB waarde van > 310 µmol/L is altijd reden om bloed te prikken*.
*: de maximale TSB behandelgrensbedraagt 360 µmol/L (AD ≥38w, >120uur postnataal (dus laag-risico groep), dus de juiste formulering is dat TcB > 310 µmol/L (en niet > 340 µmol/L) altijd reden is tot TSB aanvraag.
Is TcB bij een kind zonder fototherapie ook betrouwbaar bij een TSB > 200 µmol/L?
De eerder gehanteerde TcB waarde van 200 µmol/L als maximaal betrouwbare TcB waarde wordt niet meer geadviseerd, mits de TcB waarde onder de prikgrens (= TSBbehandelgrens – 50 µmol/L) blijft.
Is vervolgonderzoek geïndiceerd bij een negatieve directe antiglobulinetest (DAT) bij een pasgeborene met klinisch relevante hyperbilirubinemie?
Verricht diagnostiek naar (ir)regulaire erytrocytenantistoffen bij de diagnostiek naar de oorzaak van hyperbilirubinemie, omdat dit direct beleidsconsequenties heeft. Hanteer een lagere behandelgrens bij een antistof-gemedieerde afbraak van erytrocyten.
Voor AB0-incompatibele en AB0-compatibele moeder – kind paren geldt:
Behandel het kind met hyperbilirubinemie en een positieve DAT volgens een lagere behandelgrens, tenzij de positieve DAT door bijvoorbeeld anti-D toediening is veroorzaakt (de DAT is dan meestal slechts zwak positief en er is vrij anti-D in plasma of serum van het kind). Verricht vervolgdiagnostiek zoals een eluaat en antistoftiter bepaling tijdens kantooruren.
Voor AB0-incompatibele moeder – kind paren geldt:
Behandel het kind met hyperbilirubinemie en een negatieve DAT volgens een lagere behandelgrens alsof er toch sprake is van hemolyse is door erytrocyten antistoffen in afwachting van aanvullende diagnostiek. Bepaal daarom met spoed vrije antistoffen in het plasma of een eluaat bij een negatieve DAT bij een AB0 incompatibiliteit.
Streef ernaar, indien de voorgestelde diagnostiek niet mogelijk is in het eigen centrum, om < 24 uur de betreffende uitslagen te hebben. Hanteer een normale behandelgrens als er geen antistoffen in het plasma of eluaat kunnen worden aangetoond.
Voor AB0- compatibele moeder – kind paren geldt:
Bij een negatieve DAT bij het kind en een AB0 compatibele moeder en kind is de kans op een antagonisme als oorzaak van de hyperbilirubinemie erg klein. Hanteer de normale behandelgrens (tenzij er andere risicofactoren zijn). Verricht vervolgdiagnostiek zoals een eluaat en antistoftiter bepaling tijdens kantooruren.