Diagnostisch stroomdiagram (zie tabblad stroomdiagram).
Tabel 4: Anamnese en lichamelijk onderzoek.
Anamnese
Men dient te vragen naar: wanneer de eerste meconiumlozing na de geboorte heeft plaatsgevonden, aanvang van klachten, defecatie frequentie, consistentie van de ontlasting, pijnlijke defecatie, bloed of slijm bij de ontlasting en ophoudgedrag, fecale incontinentie (tijdstip en situatie), buikpijn, misselijkheid, verminderde eetlust, gewichtsverlies, urine-incontinentie, neuromusculaire ontwikkeling, life-events en psychische problemen. Uiteraard moet de voorgeschiedenis uitgevraagd worden, inclusief dieetanalyse, en medicatiegebruik.
Lichamelijk onderzoek
Volledig lichamelijk onderzoek inclusief neurologisch onderzoek. Naast onderzoeken van de buik, moet altijd naar de anus worden gekeken (fissuren, peri-anale feces of peri-anale roodheid, littekens of hemorroïden). Aan- of afwezigheid van anusreflex dient in elk geval één keer getest te worden. Een scheve bilnaad kan op een spina bifida occulta wijzen. Bimanuele palpatie van abdomen en rectum ter evaluatie scybala in het rectosigmoïd.
Het rectaal toucher (RT) heeft aanvullende diagnostische waarde wanneer het kind aan slechts één van de anamnestische Rome III criteria voldoet. RT is positief bij harde feces in de ampul, normale of geen ontlasting geeft geen informatie. Bij geen of > 2 anamnestische Rome III criteria heeft het RT geen aanvullende waarde. Inschatting van de belasting voor het kind is een belangrijke overweging voor het al dan niet uitvoeren van het rectaal toucher (RT). Bij vermoeden van seksueel misbruik dient een rectaal toucher (RT) niet te worden uitgevoerd. De werkgroep adviseert om bij de (alarm)symptomen in Tabel 5, naast obstipatie, aan een organische oorzaak te denken.
De volgende medicatie heeft obstipatie als bekende bijwerking.
Aanvullend onderzoek
De diagnose obstipatie wordt gesteld op basis van een goede anamnese. In goed onderzoek is aangetoond dat een buikoverzichtsfoto (X-BOZ) geen diagnostische waarde heeft voor het aantonen van obstipatie.
Naar alle andere diagnostische tests is onvoldoende onderzoek gedaan naar de diagnostische waarde voor obstipatie bij kinderen. De werkgroep adviseert om:
- geen colon passage tijd (CPT) te bepalen,
- geen meting van de diameter van het rectum door middel van echografie,
- geen anorectale manometrie te verrichten bij verdenking op M. Hirschprung, maar patient door te verwijzen naar een kinderchirurg of kinderarts maag-darm-leverziekten (MDL) voor rectumzuigbiopsie. Bij sterke verdenking op de Ziekte van Hirschsprung dient er direct doorverwezen te worden naar een kinderchirurgisch centrum voor verdere diagnostiek en behandeling.
Op indicatie (< 3 jaar met positive familie-anamnese en/of atopische klachten) dient onderzoek naar allergie verricht te worden.
Coeliakie, hypothyreoїdie of hypercalciëmie zal zich niet presenteren met alleen obstipatie, bij bijkomende symptomen en/of een positieve familie anamnese zal men gericht bloedonderzoek moeten inzetten naar coeliakie, hypothyreoїdie of hypercalciëmie. Bij kinderen met obstipatie en het syndroom van Down zal gericht onderzoek ingezet moeten worden naar coeliakie en hypothyreoidie. Bij kinderen met obstipatie en het syndroom van Turner of Williams wordt gericht onderzoek geadviseerd naar coeliakie.