Risicofactoren
Bij meer dan drie kwart van de neonaten met perinatale stroke zijn klinische risicofactoren aanwezig, zoals vermeld in tabel 1. Veelal wordt ook een recidief veroorzaakt door klinische risicofactoren zoals: complexe cardiale afwijkingen, dehydratie en overige comorbiditeit.
Tabel 1. Risicofactoren voor Perinatale Stroke
MATERNAAL
|
Verworven
(Zwangerschaps)diabetes
Antifosfolipidensyndroom of auto-immuun aandoeningen
Placenta-insufficiëntie of vasculopathie
Intra-uteriene groeiretardatie
Spoed sectio caesaria, afwijkingen in foetale hartfrequentie
Drugsmisbruik (cocaïne, amfetamines)
Infectie, chorioamnionitis, vroegtijdig gebroken vliezen
Verhoogde coagulabiliteit (hypertensie/eclampsie)
Congenitaal
Protrombotische stollingsafwijkingen (zie Neonataal)
|
NEONATAAL
|
Verworven
Klinische symptomen
Perinatale asfyxie, reanimatie
Respiratory distress syndrome
Persisterende pulmonale hypertensie
Hyperviscositeit, dehydratie, “low flow” states
Hypotensie
Neonatale infecties/meningitis
Ernstige acidose
Necrotiserende enterocolitis
Cardiale afwijkingen
Twin to twin transfusion syndroom
Hypoglycemie
Renale afwijkingen
(Therapeutische) interventies
Geboorte trauma, spoed sectio caesarea, vacuümextractie, forceps
Centrale lijnen
Extracorporale membraan oxygenatie
Operatieve ingrepen, zoals cardiologische interventies
Medicatie
Dexamethason
Fresh frozen plasma
Congenitaal
Etniciteit, geslacht
Protrombotische stollingsafwijkingen
Antitrombine deficiëntie
Proteïne S deficiëntie
Proteïne C deficiëntie
Factor V G1691A mutatie
Factor II G20210A mutatie
MTHFR C677T
Hypo- or dysplasminogenemie
Verhoogd FVIII
Dysfibrinoginemie
Lupus anticoagulans/antifosfolipide antistoffen
|
Vasculaire afwijkingen
|
Vena van Galen en durale malformaties
|
Symptomen
De klinische presentatie van perinatale stroke is vaak subtiel en niet altijd specifiek. Belangrijkste symptomen van perinatale stroke zijn: (hemi)convulsies, apneus, hypotonie, veranderd bewustzijn en voedingsproblemen.
Anamnese
Uitgebreide anamnese naar maternale en foetale/neonatale risicofactoren is van belang om de pathogenese van perinatale stroke te achterhalen en kans op een recidief in te schatten (zie tabel 1).
Diagnostiek
Cerebrale beeldvorming
Bij verdenking neonatale arteriële ischemische stroke (AIS) wordt diffusion-weighted MRI (DW MRI) in combinatie met MRA (met aandacht voor mogelijke arteriële dissectie) geadviseerd en bij verdenking sinoveneuze trombose (SVT) MRI/MRV. Echografie van het cerebrum is diagnostisch minder sensitief.
Overige aanvullende diagnostiek
- Bij neonaten met perinatale stroke wordt geadviseerd de placenta te onderzoeken op trombi en placenta-insufficiëntie, en in te sturen voor PA.
- Bij neonaten met AIS wordt geadviseerd hartechografie te laten verrichten om een eventuele cardio-embolische oorzaak op te sporen.
- Bij neonaten met AIS wordt geadviseerd om de arteriële halsvaten te onderzoeken op dissectie (MRI/MRA)
- Bij aanwezigheid van centraal veneuze lijnen wordt geadviseerd om actief te zoeken naar lijntrombi of trombi in de grote vaten zoals vena cava
- Bij neonaten met perinatale stroke wordt geadviseerd om te vragen naar familieanamnese t.a.v. trombo-embolische processen en protrombotische risicofactoren en na de leeftijd van 6 maanden bloed af te nemen voor de volgende protrombotische stollingsafwijkingen:
- Factor V G1691A (of Factor V Leiden) (EDTA buis, DNA analyse)
- Factor II G20210A mutatie (protrombine mutatie) (EDTA buis, DNA analyse)
- Proteïne C, proteïne S en antitrombine deficiëntie (citraatbuis)
- Lupus anticoagulans (citraatbuis) bij positieve anamnese moeder MTHFR C677T mutatie (EDTA buis) en homocysteïne gehalte (stolbuis)
- Lipoproteïne a (EDTA of stolbuis)
Nb. Bij sepsis of ernstig ziek zijn kan er tijdelijk sprake zijn van lagere waarden door verbruik en dienen afwijkende waarden, na een ziektevrije periode herhaald te worden (m.n. antitrombine, proteïne C en S, FVIII). Bij een reële verlaagde plasma waarde van antitrombine, proteïne S en/of C bij de neonaat is het noodzakelijk om ook bij de ouders diagnostiek te verrichten om een eventueel erfelijke deficiëntie vast te stellen.