ContactLog in

Kwaliteitsdocument

Preventie en behandeling van early-onset neonatale infecties

Terug

De richtlijn Preventie en behandeling van early-onset neonatale infecties is ontwikkeld op initiatief van de Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde in samenwerking met de Nederlandse Vereniging voor Obstetrie & Gynaecologie (NVOG), de Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen (KNOV), de Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie (NVMM), de Nederlandse Vereniging voor Klinische Chemie en Laboratoriumgeneeskunde (NVKC), de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuis Apothekers (NVZA) en de Stichting Ouders groep B Streptokokken (OGBS)-patiënten/Patiëntenfederatie.

Voorzitter van de werkgroep

  • dhr. dr. R.F. Kornelisse, kinderarts-neonatoloog.

Deze richtlijn is tot stand gekomen door financiering van Stichting Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS).

Op initiatief van
NVK

Datum publicatie
2017

Status
Geautoriseerd door het NVK bestuur op 07-06-2017.

Geplande revisie juni 2022.

Nadere informatie
Deze richtlijn is een bewerking van de NICE richtlijn "Antibiotics for early-onset neonatal
infection: antibiotics for the prevention and treatment of early-onset neonatal infection" en vervangt de richtlijn Perinatale groep B-streptokokken (GBS-)ziekte (NVOG/NVK 2008)

  • Definities

    In dit document worden de volgende definities gehanteerd:

    • (Verdenking) early-onset neonatale infectie is een (mogelijke) infectie die binnen 72 uur na de geboorte ontstaat.
       
    • Een verhoogd risico op een infectie wordt gedefinieerd als de aanwezigheid van één of meerdere risicofactoren zonder klinische symptomen of de aanwezigheid van één of meerdere symptomen die kunnen passen bij de normale neonatale transitie postpartum.
       
    • Een sterke verdenking infectie wordt gedefinieerd als de aanwezigheid van één of meerdere symptomen die niet passen bij de normale neonatale transitie.
       
    • Maternale GBS-kolonisatie is een GBS-positieve urine en/of recto-vaginale kweek.
  • Epidemiologie

    Early-onset neonatale bacteriële infecties zijn een belangrijke oorzaak van mortaliteit en morbiditeit bij neonaten. De incidentie van bewezen en waarschijnlijke early-onset neonatale infectie in Nederland bedraagt ongeveer 2 per 1000 levendgeborenen. Het aantal verdenkingen op een infectie wordt geschat op 10-25x hoger hetgeen overeenkomt met ten minste 4000 jonge zuigelingen per jaar in Nederland.

    Er zijn maternale risicofactoren die de kans op deze infecties vergroten zoals dreigende vroeggeboorte, voortijdig en lang gebroken vliezen en koorts durante partu. Er zijn ook klinische symptomen bij de neonaat die de waarschijnlijkheid op een daadwerkelijke infectie vergroten zoals respiratoire problemen postpartum. (zie pagina 4)

    De meest voorkomende Gram-positieve en -negatieve verwekkers zijn respectievelijk groep B streptokokken (GBS, Streptococcus agalactiae) en Escherichia coli. Volgens een surveillance in Engeland zouden deze verwekkers verantwoordelijk zijn voor 52-71% van alle bewezen early-onset neonatale sepsis. (zie pagina 4)

  • Diagnostiek

    Maternale risicofactoren en klinische neonatale symptomen
    Het vaststellen van kinderen met een verhoogd risico of een sterke verdenking op een infectie wordt verricht aan de hand van Tabel 1a en 1b, waarbij  zgn. "red flags" en "non-red flags" op basis van maternale risicofactoren en/of klinische neonatale symptomen zijn gedefinieerd. Deze "flags" worden gebruikt bij de besluitvorming tot antibiotische behandeling van de neonaat  (schema 2).  Het uitvoeren van laboratoriumonderzoek en het starten met antibiotica  is geïndiceerd in aanwezigheid van één “red flag” of twee of meer “non-red flags”. Wacht niet met het starten van antibiotica tot de laboratoriumuitslagen beschikbaar zijn. 

    Laboratoriumonderzoek
    Er is op dit moment nog geen laboratoriumonderzoek dat beleidsbepalend kan zijn of een neonaat met risicofactoren of klinische symptomen met antibiotica moet worden behandeld.

    Medische microbiologie
    Voorafgaande aan de behandeling met antibiotica wordt een bloedkweek afgenomen. Een diagnostische LP wordt geadviseerd als: a.) er een sterke verdenking is op een infectie, of; b.) er symptomen of tekenen zijn die op een meningitis kunnen wijzen zoals nekstijfheid, prikkelbaarheid, bomberende fontanel, verminderd bewustzijn en convulsies, of; c.) er een positieve bloedkweek voor een pathogeen is, of; d.) er onvoldoende respons is op de behandeling met antibiotica. Een diagnostische LP wordt niet geadviseerd indien een patiënt op basis van risicofactoren zonder klinische symptomen en/of laboratoriumuitslagen voor een infectie met antibiotica wordt behandeld.(zie pagina 56)

    Routinematig microscopisch onderzoek van de urine of urineweek is niet zinvol. Oppervlaktekweken worden alleen bij tekenen van een lokale infectie (huid, ogen) verricht.(zie pagina 54)

    Klinische chemie
    Het bepalen van een CRP bij presentatie kan worden overwogen. Het advies is om bij neonaten die vanwege risicofactoren of klinische symptomen met antibiotica worden behandeld 24-36 uur na presentatie een CRP te bepalen.

  • Therapie

    Observatie
    Indien er sprake is van een risicofactor of een klinisch symptoom (schema 2), wordt observatie van het kind geadviseerd gedurende ten minste 12 uur (temperatuur en ademhaling op 1, 3, 6, 9 en 12 uur). Observaties c.q. verhoogde waakzaamheid wordt aanbevolen bij: maternale koorts (> 38 ⁰C), PROM of GBS kolonisatie.

    Empirische antibiotische therapie
    De empirische antibiotische therapie bij een verdenking early-onset neonatale infectie bestaat uit intraveneus benzylpenicilline en een aminoglycoside. Als een neonaat van een meningitis wordt verdacht, maar de verwekker nog onbekend is, wordt een behandeling met intraveneuze amoxicilline en cefotaxim geadviseerd. Hiervan kan worden afgeweken op basis van lokale resistentiegegevens tegen oorzakelijke micro-organismen. Ten aanzien van de dosering van antibiotica wordt verwezen naar het Kinderformularium.

    Overweeg het aanpassen van de antibiotica op basis van de klinische conditie van het kind (geen herstel), het ingezette microbiologisch onderzoek en de adviezen van de medisch microbioloog of kinderarts-infectioloog.

    Behandelingsduur
    Besluit 36-48 uur na het starten van de behandeling met antibiotica

    Streef bij een negatieve bloedkweek (incubatietijd ten minste 36 uur), om na 36-48 uur de antibiotische behandeling te staken als

    a.) de initiële verdenking op infectie niet sterk was en
    b.) de conditie van de neonaat (geen klinische symptomen van een mogelijke infectie) en het beloop van het CRP geruststellend zijn.
    Indien de behandeling toch na 36-48 uur wordt voortgezet, kan het aminoglycoside worden gestaakt. Daarbij moet de behandelaar zich bewust zijn van het feit dat er geen Gram-negatieve dekking meer is. (zie pagina 64)

    Early-onset neonatale infectie zonder meningitis
    De behandelingsduur met antibiotica bij neonaten met een positieve bloedkweek en bij neonaten met een sterke verdenking sepsis maar een negatieve bloedkweek is ten minste 7 dagen. 

    Early-onset neonatale infectie met meningitis
    Als een neonaat van een meningitis wordt verdacht, maar de verwekker nog onbekend is, wordt een behandeling met intraveneuze amoxicilline en cefotaxim geadviseerd. Als het resultaat van de kweek bekend is geworden, zal de antibiotische behandeling op basis van de verwekker en het antibiogram worden aangepast.

    Antepartum of durante partu antibiotica bij de aanstaande moeder
    Postpartum kunnen er indicaties zijn om de antibiotische behandeling bij de neonaat te continueren vanwege maternale risicofactoren en/of klinische symptomen. Het advies is om 24-36 uur na presentatie een CRP te bepalen. Als de bloedkweek negatief en de infectieparameters laag blijven kunnen de antibiotica na 36-48 uur worden gestaakt. 

    Therapeutic drug monitoring van aminoglycosiden
    Dalspiegels: Bepalingen van de dalspiegel van zowel gentamicine als tobramycine worden in principe verricht voor de derde gift. Dit zal niet altijd nodig zijn omdat de gentamicine of tobramycine dan al is gestaakt. Dalspiegels worden na de eerste gift wel verricht bij patiënten met nierinsufficiëntie, bij patiënten met neonatale asfyxie en na toediening van indomethacine of ibuprofen. Er wordt gestreefd naar een dalspiegel < 0,5 mg/L.

  • Complicaties

    Gevolgen van een early-onset neonatale GBS-infectie
    De meest voorkomende verwekker van een early-onset neonatale infectie is de groep B streptokok (GBS). Een GBS-infectie is een ernstige aandoening waarbij veelal sprake is van een sepsis en/of pneumonie. Daarnaast is GBS ook de belangrijkste oorzaak van neonatale meningitis welke in circa 10-15% van deze infecties optreedt en uiteindelijk bij 50% van de kinderen neurologische restverschijnselen en/of psychomotore ontwikkelingsstoornissen geeft. De mortaliteit van een early-onset neonatale GBS-infectie is ongeveer 5-10 per 100 aangedane kinderen. [addendum 1].

  • Nadere informatie

    Verantwoordelijke samenvatting

    • Dr. R.F. Kornelisse
    • Dr. M.A.C. Hemels
  • Vervolg en organisatie

    Aanbevelingen voor de informatieverstrekking naar ouders/hulpverleners
    Als er een verdenking op een early-onset neonatale infectie is geweest, worden de ouders/ verzorgers voorafgaande aan het ontslag mondeling en schriftelijk geïnformeerd omtrent het zoeken van medisch hulp (bijvoorbeeld verloskundige, huisarts of spoedeisende hulp) indien er bij het kind sprake is van:  afwijkend gedrag (bijvoorbeeld ontroostbaar huilen of lusteloosheid); hypotonie; slecht drinken; ondertemperatuur of koorts die niet door omgevingsfactoren kan worden verklaard (lager dan 36°C of hoger dan 38°C); tachypnoe; kreunende ademhaling en/of grauw zien.

    Informeer de ouders/verzorgers en de verloskundige of de huisarts mondeling en schriftelijk als een kind met risicofactoren op een infectie uit het ziekenhuis wordt ontslagen. Wanneer het een thuisbevalling betreft informeert de verloskundige de ouders/verzorgers en de kraamverzorgenden.

    Indien er sprake is van GBS kolonisatie in de huidige zwangerschap dient een GBS screening in een volgende zwangerschap te worden besproken en overwogen.

    Als een neonaat na een doorgemaakte groep B streptokokken infectie ontslagen wordt uit het ziekenhuis:

    Informeer de moeder dat als zij weer zwanger wordt:
    a) er een verhoogd risico is op early-onset neonatale infectie
    b) zij haar verloskundig team dient te informeren dat zij een eerder kind met een groep B streptokokken infectie heeft gehad;
    c) antibiotica bij de bevalling (GBS-profylaxe) van een volgende zwangerschap wordt aanbevolen.

    Informeer de huisarts, de verloskundige en gynaecoloog van de moeder schriftelijk dat er een risico is op:
    a) terugkeer van een groep B streptokokken infectie bij het kind (recidief),
    b) groep B streptokokken infectie bij een volgend kind.

     

  • Doelgroep

    Deze samenvatting is bedoeld voor alle medewerkers in de geboortezorg die een rol spelen bij de preventie en behandeling van early-onset neonatale infecties.

    En gaat over: de preventie en behandeling van early-onset neonatale infecties.

    De patiëntengroep omvat zwangeren en pasgeborenen ongeacht zwangerschapsduur die gedurende de eerste drie levensdagen een verhoogd risico hebben op of verdacht worden van een early-onset neonatale infectie.

  • Type richtlijn

    NVK-richtlijn

  • Link Richtlijnendatabase FMS

  • Patiënt informatie